Hoe krijg je inflatie en wat zijn de gevolgen?

Tot een paar jaar geleden was inflatie voor ‘ons’ iets wat we ter kennisgeving aannamen. Het was zo laag en zo stabiel, dat je er niet mee bezig hoefde te zijn.

Sinds 2021 zijn we met de neus op de feiten gedrukt dat inflatie er is en heel heftig uit de hoek kan komen.

Hier ontdek je met een simpele, máár uitgebreide uitleg wat inflatie inhoudt.

Maar laten we bij het begin beginnen…

Wat is inflatie? Inflatie verwijst naar de algemene stijging van prijzen van goederen en diensten over een bepaalde periode.

Het heeft een directe impact op de koopkracht van jou als consument en de kostenstructuur van bedrijven.

Historisch gezien heeft inflatie verschillende economische systemen gevormd en beïnvloed, van de gouden standaard tot moderne fiatvaluta’s.

Door de eeuwen heen hebben samenlevingen verschillende methoden ontwikkeld om inflatie te beheersen en economische stabiliteit te waarborgen.

Hier ontdek jij de dynamiek van inflatie evenals de mechanismen, oorzaken en gevolgen ervan.

Daarnaast wordt gekeken naar de rol van technologie en praktijkvoorbeelden om een breed inzicht te bieden in dit economische fenomeen.

Het doel is om jou een diepgaand idee te geven van inflatie en de manieren hoe dit de economie en jou beïnvloedt.

De mechanismen van inflatie

Er zijn 3 inflatie mechanismen die een rol spelen in ons leven.

Wat is monetaire inflatie?

Monetaire inflatie: ontstaat wanneer de geldvoorraad/geldhoeveelheid in de economie vergroot wordt.

De geldhoeveelheid wordt door economen vaak in deze verschillende categorieën ingedeeld:

  • M1: Omvat contant geld en direct beschikbare tegoeden op (betaal)rekeningen.
  • M2: Bevat M1 en omvat ook spaargelden en deposito’s met korte looptijden.
  • M3: Omvat M2 plus financiële producten die voor korte termijn tussen banken worden uitgewisseld en bepaalde lange termijn spaarproducten.

Omdat M2 maandelijks geüpdatet wordt, is dit vaak de graadmeter om de geldgroei van de economie in kaart te brengen.

De rol van Centrale banken

Centrale banken zijn zowel voor de geldgroei als inflatie een belangrijke speler. Een Centrale bank staat los van de commerciële banken en werkt ook niet direct voor de overheid.

De grootste focus van een Centrale bank is prijsstabiliteit: een voorspelbare inflatie.

Dit kan o.a. gebeuren door middel van renteverhogingen, renteverlagingen en het opkopen van obligaties van overheden.

De leningen die overheden hebben uitstaan en het geld dat ze daarmee ophalen, kan dan door investeringen van de overheid weer in de ‘echte’ economie terechtkomen.

Bijvoorbeeld door de aanleg van wegen of verduurzaming door het plaatsen van windmolens.

Hier zie je de jaarlijkse geldgroei M2 van de EU sinds de jaren 80 in biljoenen euro’s (1000 miljard).

In de grafiek zie je dat sinds de jaren 80 er altijd een groei van de geldhoeveelheid is geweest. En wat met name opvalt is dat vooral na 2006 de geldgroei erg is gestegen.

Het duurde ongeveer 25 jaar om van ongeveer 1 biljoen naar 5,62 biljoen euro te komen.

Terwijl een verdubbeling hiervan 13 jaar duurde. In 2018 was de geldhoeveelheid 11,26 biljoen euro.

En hoewel misschien het procentueel jaar op jaar minder hard stijgt, is de stijging in euro’s harder. Dat is ook niet gek, hoe hoger het getal, hoe kleiner het percentage nodig is om 1 biljoen euro te stijgen.

Een deel van de stijging na 2006 is te verklaren, omdat de Europese Centrale Bank in 2014 begon met het opkoopprogramma: Asset Purchase Programme (APP).

Ze vonden de inflatie te laag en wilde het hiermee stimuleren. Hieronder zie je hoeveel geld de Europese Centrale Bank geïnvesteerd heeft. Dit is in z’n totaliteit ruim 3 biljoen euro’s geweest in 10 jaar.

  • ABSPP (Asset-Backed Securities Purchase Programme): Aankoop van activa-gesteunde waardepapieren om de kredietverlening aan huishoudens en niet-financiële ondernemingen te verbeteren. Dit is gericht op financiële instellingen die deze waardepapieren uitgeven.
  • CBPP3 (Third Covered Bond Purchase Programme): Aankoop van gedekte obligaties om de financieringsvoorwaarden voor banken en de liquiditeit in de markt voor gedekte obligaties te verbeteren. Dit is gericht op banken die gedekte obligaties uitgeven.
  • CSPP (Corporate Sector Purchase Programme): Aankoop van bedrijfsobligaties om de kredietvoorwaarden voor bedrijven te verbeteren en de liquiditeit in de bedrijfsobligatiemarkten te vergroten. Dit is gericht op bedrijven die obligaties uitgeven.
  • PSPP (Public Sector Purchase Programme): Aankoop van publieke sector waardepapieren, zoals overheidsschuld en door de overheid gegarandeerde obligaties. Overheden en door overheden gegarandeerde entiteiten komen in aanmerking.

Een toename van de geldhoeveelheid leidt vaak tot hogere bestedingen, wat de prijzen opdrijft.

Vooral als er binnen de economie al krapte is. Denk aan te weinig personeel of onvoldoende beschikbaarheid van een product.

Het hoeft trouwens niet zo te zijn dat als de geldhoeveelheid groeit. Ook direct jouw boodschappenmand duurder wordt. Want tot 2021 waren we niet zo bezig met inflatie.

Een groot deel van de ‘inflatie’ zag je in een eerder stadium bij aandelen en de huizenprijzen. Dit wordt ook wel ‘asset inflatie’ genoemd.

Hierdoor blijft de inflatie redelijk uit je zicht, omdat je er niet direct in het dagelijks leven mee geconfronteerd wordt.

In tegenstelling tot Centrale banken, spelen commerciële banken een directere rol bij het creëren van geld wat in onze economie beland.

Commerciële banken creëren geld elke keer wanneer ze een lening verstrekken en tegelijkertijd de bijbehorende deposito op de bankrekening van de lener aanmaken.

Denk bijvoorbeeld aan een bouwdeposito.

Geld wordt vernietigd wanneer de lener het hoofdbedrag van de lening terugbetaalt. Het bouwdeposito bestaat dan niet meer, omdat de bank het geld inclusief rente terug heeft.

Wat is kosteninflatie?

Kosten-push inflatie: treedt op wanneer de productiekosten stijgen, bijvoorbeeld door hogere grondstofprijzen of loonkosten.

Bedrijven berekenen deze hogere kosten door aan de consumenten, wat resulteert in hogere prijzen voor goederen en diensten. Dit type inflatie kan ook worden veroorzaakt door verstoringen in de toeleveringsketen.

Je zag dit bijvoorbeeld toen Nederland stopte met het kopen van Russisch gas. De toelevering van gas werd daardoor bemoeilijkt.

Doordat veel andere landen ook geen Russisch gas wilden, steeg de gasprijs.

Simpel gezegd: meer landen vragen gas van minder aanbieders (de huidige min Rusland). Je moet daarom meer geld bieden om voldoende gas te kopen.

Bedrijven rekenen vervolgens deze hogere prijzen door aan jou.

Hier is een recent voorbeeld van cacao je ziet dan in 2024 er een prijsexplosie plaatsvond. Dit kan dan dusdanige problemen geven dat bepaalde bedrijven genoodzaakt zijn om tegen een veel hogere prijs dan normaal cacao in te kopen.

Het is dan productafhankelijk hoe de prijs beïnvloed bij een product dat 40% cacao bevat gaat de prijs relatief meer omhoog dan als het10% is.

Wat is bestedingsinflatie?

Vraag-pull inflatie: wordt gedreven door een toename in de vraag naar goederen en diensten.

Wanneer consumenten meer willen kopen dan wat er beschikbaar is, stijgen de prijzen.

Dit kan gebeuren in periodes van economische groei, wanneer het consumentenvertrouwen hoog is en de bestedingen toenemen.

Deze drie mechanismen werken vaak samen en kunnen elkaar versterken.

Het begrijpen van deze dynamieken is cruciaal voor het ontwikkelen van effectief monetair beleid.

Centrale banken en overheden moeten zorgvuldig balanceren om inflatie te beheersen zonder de economische groei te schaden.

Het meten van inflatie

De consumentenprijsindex (CPI) is een van de meest gebruikte maatstaven om inflatie te meten.

Het volgt de prijsveranderingen van een mandje goederen en diensten die representatief zijn voor de uitgaven van een gemiddeld huishouden.

Hier zie je de ontwikkeling van de CPI van Nederland sinds 1900.

Wat valt er op?

  • Oorlog: in de regel zorgt oorlog voor inflatie dit zie je in deze grafiek ook terug. Tijdens de 2 wereldoorlogen was de inflatie groter dan de periode daarvoor.
  • Deflatie: behalve de jaren 1920 – 1930 waar meerdere jaren een sterke deflatie kende, kwam dit daarna nagenoeg nooit meer voor.
  • De jaren 70: dat was de laatste periode van een hoge inflatie. Een belangrijk moment was dat Amerika van de goudstandaard afstapte en de oliecrisis. De de inflatie lag meerdere jaren boven de 7%.
  • Goudstandaard: als je kijkt van 1900 t/m 1969 (69 jaar) was de consumentenprijsgroei 600%. Je betaalt dan voor wat eerst €100 was in 1969 €600. Maar als je naar de periode 1970 t/m 2023 (53 jaar) kijkt, zit je al op een groei van 560%. Wanneer je van 1900, 53 jaar neemt, zit je op 340%. Je ziet dus dat het loslaten ook voor ons land effect heeft gehad.

Naast de CPI zijn er andere inflatiemaatstaven zoals de Producer Price Index (PPI) in het Nederlands: Producentenprijsindex. En de Personal Consumption Expenditures (PCE) index is gericht op consumentenprijzen van de Verenigde Staten.

Het meten van inflatie is complex en vereist nauwkeurige gegevensverzameling en analyse.

Statistische bureaus spelen hierbij een cruciale rol door regelmatig prijsgegevens te verzamelen en te verwerken.

Deze gegevens moeten representatief zijn voor verschillende regio’s en bevolkingsgroepen om een accuraat beeld van de inflatie te geven.

Maar eerlijk is eerlijk: er zijn beperkingen en kritiek op de huidige methoden van inflatiemeting.

Sommige critici wijzen erop dat de CPI niet altijd rekening houdt met veranderingen in de kwaliteit van goederen en diensten.

Anderen stellen dat de CPI de werkelijke kosten van levensonderhoud onderschat, vooral voor bepaalde bevolkingsgroepen.

Deze beperkingen maken het moeilijk om een volledig accuraat beeld van inflatie te krijgen.

Aangezien er over het meten van inflatie geen algehele consensus is, is het vooral een combinatie van verschillende informatiebronnen waar de meeste economen naar kijken.

Je kunt bijvoorbeeld kijken naar de grondstoffenindex van het IMF. Dat is een ontwikkeling van de grondstofprijzen, waarbij het basis jaar 2003 is gebruikt en je vanuit daar de procentuele ontwikkeling ziet.

Grondstoffen zijn uiteraard slechts een onderdeel van de inflatie. Een andere maatstaf die kan worden gebruikt in de ontwikkeling van de geldhoeveelheid.

Hieronder zie je een grafiek voor Nederland waarbij de geldhoeveelheid en inflatie te zien zijn. Van 1875 t/m 2020.

Er is voor een vijf-jaar voortschrijdend cumulatieve berekening gekozen. Dit mag je vergeten, waar het omgaat is dat het dan wat meer gebalanceerd is.

Er zijn periodes dat er tegengestelde bewegingen zijn, maar over het algemeen loopt de trend redelijk gelijk.

Maar bijvoorbeeld in de periode 1873-1896 was er een grote economische crisis, waar ook West-Europa last van had. Je ziet dat de geldhoeveelheid blijft groeien, maar er was ook een periode van sterke deflatie.

Als je naar het algemene beeld kijkt en een “simpele Kendall correlatietest” doet, krijg je score van 0,54 wat aangeeft dat er enige mate van een relatie is tussen de geldhoeveelheid en CPI.

Trouwens is geldgroei zeker niet per definitie slecht. Een sterke productiviteit zorgt voor een grotere welvaart en dat vertaalt zich onder andere naar een grotere hoeveelheid geld.

Beleidsmakers moeten daarom voorzichtig zijn bij het interpreteren van inflatiecijfers en het nemen van beslissingen op basis daarvan.

Het is belangrijk om verschillende inflatiemaatstaven te gebruiken en de context van de gegevens te begrijpen.

Ondanks de uitdagingen blijft het meten van inflatie essentieel voor het economische beleid.

Het helpt centrale banken en overheden om de juiste maatregelen te nemen om prijsstabiliteit te waarborgen.

Een goed begrip van inflatie (hoe saai misschien ook) kan jou als consument helpen met toekomstige beslissingen en jouw financiële planning.

Inflatiebestrijding en monetair beleid

Centrale banken spelen een cruciale rol bij het beheersen van inflatie. Door het aanpassen van de rentevoeten kunnen zij de economische activiteit en daarmee de inflatie beïnvloeden.

Een hogere rente maakt lenen duurder, wat de bestedingen en investeringen kan afremmen en zo de inflatie kan verlagen.

Overheden en bedrijven moeten bij een hogere rente kritischer zijn op de leningen die zij aangaan. Omdat de kosten van de renteafdracht jaarlijkse uitgaven zijn, die ze moeten betalen.

Rentevoeten zijn daardoor een krachtig instrument in het monetaire beleid van Centrale banken.

Wanneer de inflatie te hoog is, kunnen centrale banken de rente verhogen om de vraag te temperen.

Omgekeerd kunnen zij de rente verlagen om de economie te stimuleren wanneer de inflatie te laag is of wanneer er sprake is van deflatie.

Naast traditionele renteaanpassingen maken centrale banken gebruik van niet-traditionele beleidsinstrumenten zoals kwantitatieve versoepeling (QE in het Engels voor de term Quantitative Easing).

Bij QE kopen centrale banken grote hoeveelheden staatsobligaties en andere financiële activa op om de geldvoorraad te vergroten en de lange rente te verlagen.

Dit moet de kredietverlening en investeringen stimuleren.

Zonder QE gaat een overheid de markt op en vraagt het om een lening van een paar miljard en geeft dan een paar procent rente.

Bij QE hoeft dat niet en geeft de Centrale bank de lening. De rente is hierbij lager dan de marktrente. Dit komt, omdat het geld door de Centrale bank wordt uitgegeven gecreëerd wordt.

De Centrale bank hoeft het geld dus niet zelf ergens los te peuteren.

Kwantitatieve versoepeling (QE) op deze schaal is vooral ingezet nadat de economische kredietcrisis uitbrak. Ontstaan in 2008 toen traditionele renteverlagingen niet voldoende waren.

Je ziet dat tot 2008 de balans van de Centrale bank van Amerika (FED) redelijk stabiel was, maar na 2008 de balans over het algemeen groeide.

De bedragen moet je nog met een miljoen dollar vermenigvuldigen. De bedragen zitten nu in de biljoenen. Zoals je ook al bij de ECB eerder hebt kunnen zijn.

Het doel is om de economie te ondersteunen en deflatie te voorkomen. Hoewel effectief, brengt QE ook risico’s met zich mee, zoals het opblazen van financiële zeepbellen.

9 v/d 10 mensen merkten tussen 2008 en 2020 de inflatie nauwelijks in de portemonnee, vergeleken de inflatie die naar de Covid-crisis ontstond.

Wat je wel ziet is dat met name de beurskoersen flink toenamen. Deze ook wel genoemde asset inflatie komt daarmee vooral bij vermogenden terecht. Zij hebben immers geld om te beleggen.

Dit laat zien dat het effectief inzetten van monetair beleid een zorgvuldige balans vereist.

Centrale banken moeten de economische indicatoren nauwlettend volgen en flexibel reageren op veranderingen.

Een te agressieve aanpak kan de economische groei schaden, terwijl een te voorzichtige aanpak de inflatie uit de hand kan laten lopen.

De gevolgen van inflatie voor de economie

Inflatie heeft een directe invloed op de koopkracht van jou als consument.

Wanneer prijzen stijgen, kan jij minder goederen en diensten kopen met hetzelfde inkomen. Dit kan leiden tot een daling van de levensstandaard, vooral voor mensen met een vast inkomen.

Bijvoorbeeld bij een vaste baan: je inkomen is dan al grotendeels voor een bepaalde periode vastgelegd, eventueel met loongroei.

Met vast wordt bedoeld: een 15% inflatie geeft jou niet direct 15% meer loon.

Bedrijven worden ook beïnvloed door inflatie. Hogere kosten voor grondstoffen en arbeid kunnen de winstmarges verkleinen.

Bedrijven kunnen proberen deze kosten door te berekenen aan de consument, wat de inflatie verder kan aanwakkeren.

In extreme gevallen kan dit leiden tot een vicieuze cirkel van stijgende prijzen en lonen.

Voorbeeld: bij 7% inflatie gaan vakbonden voor minimaal 7% inflatieverhoging, maar om jou in koopkracht te laten stijgen vragen ze om 10%. Bedrijven moeten in die situatie een deel weer doorberekenen en zo krijg je een vicieuze cirkel.

Inflatie kan ook de investeringen beïnvloeden. Bij hoge inflatie wordt geld minder waard, wat de reële waarde van toekomstige inkomsten uit investeringen vermindert.

Dit kan investeerders ontmoedigen en leiden tot lagere investeringen in de economie.

Aan de andere kant kunnen bedrijven in tijden van lage inflatie of deflatie aarzelen om te investeren vanwege onzekerheid over toekomstige winsten.

De economische groei kan zowel positief als negatief worden beïnvloed door inflatie.

Kortom: een gematigde inflatie kan investeringen en consumptie stimuleren, wat de economische groei bevordert.

Echter, wanneer inflatie te hoog wordt, kan het de economische stabiliteit ondermijnen en leiden tot een vertraging van de groei.

Inflatie en koopkracht

Inflatie heeft een directe invloed op de waarde van geld en spaargelden.

Wanneer prijzen stijgen, neemt de koopkracht van jouw geld af, wat betekent dat je minder kunt kopen voor hetzelfde bedrag.

Dit is vooral problematisch voor mensen die afhankelijk zijn van spaargelden voor hun toekomstige uitgaven. Denk aan gepensioneerden.

Veel pensioenen zijn niet volledig geïndexeerd aan de inflatie, wat betekent dat de reële waarde van pensioenuitkeringen kan dalen.

Dit kan leiden tot financiële onzekerheid voor gepensioneerden. Als gepensioneerde kan je ook niet meer sterk je inkomsten verhogen, omdat je pensioen en AOW grotendeels is vastgelegd.

Wat belangrijk is om te beseffen: de schade is vaak permanent. De inflatie begint steeds op ‘nul’ begint, omdat je jaar op jaar kijkt.

Iets wat je nauwelijks voorbij hoort komen is: cumulatieve inflatie. Cumulatieve inflatie kan op de lange termijn aanzienlijke effecten hebben.

Wat is cumulatieve inflatie?

  • De situatie huidig jaar: jij doet je boodschappen voor 100 euro, dit is 95 euro voor voedsel en 5 euro voor een tijdschrift;
  • Volgend jaar is er 5% inflatie 0% compensatie: je bent nu 105 euro kwijt voor hetzelfde, het tijdschrift is luxe, dus je koop je alleen nog maar voor €100 euro voedsel;
  • Jaar 2 is 5% inflatie en 5% compensatie: de boodschappen inclusief tijdschrift is nu €110,25. De boodschappen (alleen voedsel) die jij vorig jaar kocht is €105. Jij hebt 5% compensatie gekregen. En kan daardoor nog steeds hetzelfde voedsel kopen;
  • Conclusie: tenzij je bovenmatig % meer inkomsten krijgt, kan je nooit meer het tijdschrift kopen, door de achterstand.

Dit is een versimpeld voorbeeld, maar uiteindelijk op grotere schaal wel de realiteit.

Bij extreme inflatie, probeert de regering het enigszins te compenseren voor de mensen met een laag inkomen. Zoals bij de energieprijspiek is gebeurd, omdat erg o.a. gestopt werd met Russisch gas inkopen.

Maar ook zonder compensatie. Uiteindelijk als de prijzen voor de consument te hard stijgen. Pas jij je bestedingsgedrag aan, om minder de pijn van de koopkrachtdaling te voelen.

Hoewel we voor Nederlandse begrippen na Covid met een sterke inflatie te maken kregen. Moet je ook rekening houden met inflatie als dit jaarlijks laag ligt. Ook hierdoor gaat je koopkracht omlaag, hetzij geleidelijk.

Dit proces is voor ons erg abstract, omdat het langzaam gaat. Maar bij een inflatie van gemiddeld 2% per jaar, de doelstelling van Centrale banken. Zit je na 10 jaar op bijna 22% inflatie. Je kunt dus 1/5 minder kopen.

Het is daarom belangrijk om je ook hier bewust van te zijn. En maatregelen te neemt om je financiële positie te beschermen. Of in ieder geval bewust van te zijn.

Inflatie en investeringen

Inflatie heeft een aanzienlijke invloed op de besluitvorming van investeerders.

Wanneer inflatie stijgt, wordt de reële waarde van toekomstige inkomsten uit investeringen lager. Dit kan investeerders ontmoedigen om te investeren in langetermijnprojecten, omdat de verwachte opbrengsten minder waard zijn.

De relatie tussen inflatie en rentevoeten op de kapitaalmarkten is complex.

Hogere inflatie leidt vaak tot hogere rentevoeten, omdat kredietverstrekkers een hogere vergoeding eisen om het verlies aan koopkracht te compenseren. Dit maakt lenen duurder en kan investeringen verder afremmen.

Dat is bij een oververhitte economie ook de bedoeling.

Aan de andere kant kan er wel een investering plaatsvinden in bijvoorbeeld vastgoed. Huizenprijzen zijn redelijk inflatiebestendig en als je kunt verhuren, kan je deze ook indexeren op basis van de inflatie.

Ook andere zogenoemde ‘hard assets’ kunnen in trek zijn, omdat het waardevast is. Bijvoorbeeld bepaalde grondstoffen en aandelen kunnen aantrekkelijker worden in tijden van hoge inflatie.

Deze activa hebben de potentie om in waarde te stijgen, zelfs wanneer de algemene prijsniveaus stijgen.

Wanneer je over grondstoffen en aandelen praat, is het wel van belang waarin je zit. Er is ook een groep die juist extra slecht tegen inflatie kan en hard in waarde daalt.

Het is belangrijk om de inflatieverwachtingen in overweging te nemen bij het maken van investeringsbeslissingen.

Door te anticiperen op toekomstige inflatie, kun je jouw investeringsstrategie aanpassen om risico’s te minimaliseren en kansen te benutten.

Ook kan je beter afwegingen maken of 0 of een heel laag rendement prima is, of dat je op basis van jouw toekomstige situatie meer de inflatie moet bijbenen/verslaan.

Houd er ook rekening mee dat inflatie kan leiden tot extra volatiliteit op de financiële markten.

Onverwachte inflatiecijfers kunnen zorgen voor snelle veranderingen in de markt, wat onzekerheid en risico’s met zich meebrengt. Het is daarom cruciaal om goed geïnformeerd te blijven en flexibel te reageren op economische ontwikkelingen.

Het begrijpen van de dynamiek tussen inflatie en investeringen helpt je om beter voorbereid te zijn op economische schommelingen. Door een gedegen strategie te ontwikkelen, kun je jouw investeringen beschermen en mogelijk zelfs profiteren van inflatoire trends.

Inflatie en economische groei

De relatie tussen inflatie en economische groei is complex en vaak dubbelzinnig. Gematigde inflatie kan een teken zijn van een groeiende economie, omdat het duidt op toenemende vraag naar goederen en diensten.

Echter, wanneer inflatie te hoog wordt, kan het de economische groei juist afremmen door de koopkracht van consumenten te verminderen.

Hyperinflatie (inflatie stijgt binnen 1 maand met 50%) is een extreem voorbeeld van hoe inflatie economische instabiliteit kan veroorzaken. Landen zoals Zimbabwe, Argentinië en Turkije hebben en nog vele anderen hebben dit ook in de moderne tijd ondervonden.

Dit is ook duidelijk in deze grafiek te zien:

Hyperinflatie leidt tot een snelle devaluatie van de munt, waardoor prijzen exponentieel stijgen en de economie in chaos vervalt.

Dit soort situaties ondermijnt het vertrouwen in de eigen economie en kan leiden tot ernstige sociale en politieke onrust.

Historische lessen uit periodes van hyperinflatie tonen aan dat het cruciaal is om inflatie onder controle te houden.

Centrale banken en overheden moeten proactief beleid voeren om te voorkomen dat inflatie uit de hand loopt. Dit kan onder andere door het aanpassen van rentevoeten en het implementeren van strikte monetaire en fiscale maatregelen.

Soms zijn landen eigenwijs en willen ze de rente niet verhogen. De Turkse regering was bijvoorbeeld een periode druk op de Turkse Centrale bank aan het uitoefenen om de stijging van de rente te limiteren. Dit werkt in de regel averechts.

De rente hoort vaak met tientallen procenten omhoog te gaan bij extreme inflatie.

Ja, dit maakt lenen extreem duur. Één van de redenen waarom sommige regeringen het niet willen, maar uiteindelijk gaat de inflatie alleen maar nog verder omhoog als je de rente te laag houdt!

En misschien nog wel belangrijker: Centrale banken moeten hun geloofwaardigheid behouden.

De (kapitaal)markt moet geloven dat de ECB (Europese Centrale Bank), FED (Centrale Bank van de Verenigde Staten) of andere Centrale bank geen dubbele agenda heeft.

Enige vorm van politieke inmenging moet daarom ook voorkomen worden. En Centrale banken moeten tonen dat ze autonoom beslissingen nemen.

Iets wat je dus niet altijd zag bij landen met extreme inflatie. Dus hopelijk voor ons doet de ECB dat wel.

Wanneer er bijvoorbeeld een roep is om renteverlagingen, omdat de economie het zo moeilijk heeft, moet de Centrale bank de rug recht houden. Tenzij de data dit onderschrijft, maar puur een roep om een langere rente, mag nooit een reden zijn om de rente te verlagen.

Dat is een doodzonde.

Hoe technologie inflatie beïnvloed

Technologie speelt elke keer weer in een rol in het beïnvloeden van inflatie.

Door technologische innovaties zijn veel dingen efficiënter worden, wat leidt tot lagere kosten voor bedrijven. Deze kostenbesparingen kunnen op hun beurt doorberekend worden aan de consument, wat de inflatie kan verlagen.

Technologie heeft in de regel ook een deflatoir effect.

Wanneer bedrijven meer kunnen produceren met dezelfde hoeveelheid middelen, stijgt het aanbod van goederen en diensten. Dit verhoogde aanbod kan de prijzen stabiliseren of zelfs verlagen, wat bijdraagt aan een lagere inflatie.

Betere producten voor dezelfde prijs

Niet is even makkelijk in de inflatiecijfers te verwerken. Denk aan betere producten.

Stel je hebt een laptop van €1000,-. Een laptop van dat bedrag in 2005, 2010, 2015 of 2025 is niet met elkaar te vergelijken.

Voor die €1000,- krijg je nu in verhouding een véél betere laptop dan 15 jaar terug.

Als voorbeeld zie je hier een grafiek van de daling van de kosten van het werkgeheugen (RAM) en opslag geheugen (harde schijf). Hier is 1981 als startpunt genomen, nadat er al een gigantische daling vanaf de jaren 60 heeft plaatsgevonden.

Maar sinds de jaren 80 zijn de kosten al met meer dan 1000% gedaald. En hier is ook al rekening gehouden met de inflatie.

Dit is de kracht van technologie er zijn nog tal van voorbeelden, waarbij de prijs drastisch is gedaald.

Bij auto’s kan je ook wel zeggen dat je een beter product krijgt. Nu is een prijs misschien niet perse goedkoper geworden als je naar nieuwe modellen kijkt, maar je kunt wel objectief vaststellen dat in vergelijking met 25 jaar terug je meer krijgt.

Ze zijn efficiënter en er zit technologie in om jou bijvoorbeeld te helpen met parkeren.

Smartphones hebben een breed scala aan apparaten en diensten geconsolideerd in één enkel apparaat.

Door technologische vooruitgang werden traditionele producten die in de jaren 90 opgekomen zijn geïntrigeerd in de smartphone.

Van camera’s tot gps-systemen en opnameapparatuur, veel functies die vroeger afzonderlijke aankopen vereisten, zijn nu geïntegreerd.

Dit heeft geleid tot aanzienlijke besparingen voor consumenten en heeft de vraag naar afzonderlijke producten verminderd.

En op sommige vlakken is een smartphone beter dan de producten die vroeger op de markt werden gebracht.

Dit heeft een deflatoir effect omdat het jou koopkracht beter maakt.

E-commerce en digitale diensten

De laatste 20 jaar heeft e-commerce de concurrentie op de markt vergroot. Jij hebt nu toegang tot een breder scala aan producten en diensten tegen vaak lagere prijzen.

Deze verhoogde concurrentie dwingt bedrijven om hun prijzen laag te houden, wat een remmend effect heeft op de inflatie.

Je kunt nu zelfs producten uit een ander land kopen, waarbij de kosten soms nog lager zijn in vergelijking met een Nederlandse webshop.

E-commerce heeft ook geleid tot efficiëntieverbeteringen in de toeleveringsketen. Door directe verkoop aan consumenten kunnen bedrijven tussenpersonen elimineren, wat de kosten verlaagt.

Deze besparingen kunnen worden doorberekend aan de consument, wat bijdraagt aan een lager inflatieniveau.

Vergelijkingsites voor producten, vliegtickets, hotels, Ebay, AirBnB, Amazon, en Chinese webshops hebben de toegang tot een wereldwijd aanbod van producten en diensten vergemakkelijkt.

Dit verhoogde aanbod kan de prijzen verder drukken, omdat consumenten meer keuze hebben en bedrijven gedwongen worden om concurrerend te blijven.

Het is belangrijk om te erkennen dat e-commerce niet alleen deflatoire effecten heeft.

De vraag naar snelle levering en geavanceerde technologieën kan in sommige gevallen de kosten verhogen. Denk bijvoorbeeld aan retourzendingen.

Echter, de algehele trend wijst op een neerwaartse druk op de prijzen door de toegenomen efficiëntie en concurrentie.

Naast e-commerce zijn de digitale diensten als paddenstoelen uit de grond gesprongen. En hebben veel traditionele sectoren getransformeerd.

Streamingdiensten hebben de noodzaak voor fysieke media zoals cd’s en dvd’s grotendeels doen verdwijnen. Ditzelfde geldt ook voor games, die hoef je ook niet meer fysiek te kopen.

Dit heeft niet alleen de kosten voor jou als consument verlaagd, maar ook de productie- en distributiekosten voor bedrijven.

En misschien dat niet iets alles zich direct vertaalt naar minder euro’s. Nieuwe games zijn nu niet ineens €20 euro geworden.

Echter, de tijdbesparing die sommige disrupties hebben veroorzaakt is ook al een grote winst voor jou als consument.

Toekomstige technologische ontwikkelingen zullen waarschijnlijk blijven bijdragen aan de beheersing van inflatie.

Innovaties zoals kunstmatige intelligentie (AI) en automatisering kunnen verdere efficiëntieverbeteringen en kostenbesparingen opleveren.

Technologie kan echter ook (een tijdelijke) inflatoire druk veroorzaken in bepaalde sectoren. Bijvoorbeeld, de vraag naar high-tech producten en diensten kan de prijzen in die sectoren opdrijven.

Productiviteitsverbeteringen

Technologie heeft de productiviteit in vele sectoren aanzienlijk verhoogd. Automatisering en kunstmatige intelligentie spelen hierbij een cruciale rol.

Door repetitieve taken te automatiseren d.m.v. robots of slimme analyses kunnen bedrijven efficiënter werken en de productiekosten verlagen. Dit leidt vaak tot lagere prijzen voor de consument.

Automatisering heeft vooral in de productie-industrie een grote impact gehad.

Robots en geautomatiseerde systemen kunnen taken sneller en nauwkeuriger uitvoeren dan mensen. Dit verhoogt niet alleen de output, maar vermindert ook de kans op fouten en verspilling. Daarnaast konden bedrijven dankzij robots makkelijker een 24-uur continueproces inrichten.

Met als gevolg hiervan dalen de productiekosten, wat bij voldoende concurrentie resulteert in lagere prijzen voor eindproducten.

Kunstmatige intelligentie heeft ook al geruime zijn weg gevonden. AI-systemen kunnen grote hoeveelheden data analyseren en complexe beslissingen nemen, wat de efficiëntie van bedrijfsprocessen verhoogt.

Bijvoorbeeld, in de financiële sector kunnen AI-algoritmen transacties sneller en nauwkeuriger verwerken, wat de operationele kosten verlaagt.

Deze technologische vooruitgang heeft een deflatoir effect op de economie.

Door de kosten van productie en dienstverlening te verlagen, kunnen bedrijven concurrerender worden en hun prijzen verlagen. Dit verhoogt onze koopkracht, omdat we meer goederen en diensten kunnen kopen voor dezelfde hoeveelheid geld.

Toekomstige ontwikkelingen

Toekomstige technologische innovaties zullen de inflatiedynamiek waarschijnlijk verder beïnvloeden.

De implementatie van 6g-netwerken zal de snelheid en betrouwbaarheid van communicatie drastisch verbeteren.

Dit kan leiden tot nieuwe toepassingen en diensten die de productiviteit verhogen. Hogere productiviteit kan op zijn beurt de kosten verlagen en de prijzen stabiliseren, wat bijdraagt aan een lagere inflatie.

Kunstmatige intelligentie blijft een belangrijke rol spelen in het optimaliseren van bedrijfsprocessen. Door geavanceerde data-analyse en automatisering kunnen bedrijven efficiënter opereren. Dit kan leiden tot lagere operationele kosten en uiteindelijk lagere prijzen voor consumenten.

De ontwikkeling van blockchain-technologie kan bijvoorbeeld de efficiëntie in verschillende sectoren verhogen.

Door transacties transparanter en veiliger te maken, kunnen kosten worden verlaagd, wat een deflatoir effect kan hebben.

Inflatie in de praktijk: recente case studies

Inflatie heeft in verschillende landen en periodes diverse vormen aangenomen. In Nederland is de inflatie zoals je eerder al hebt kunnen zien, redelijk gematigd gebleven.

Dit is best prima als je dit internationaal bekijkt.

Internationale inflatievergelijkingen laten zien dat landen met een zwakke munt en instabiel economisch beleid vaak hogere inflatiecijfers hebben.

In veel niet-westerse landen heeft hyperinflatie de economie verwoest, met prijzen die dagelijks stijgen.

Dit staat in schril contrast met wat wij tot 2021 gewend waren.

Sowieso afgezien de oliecrisis heeft het Westen over het algemeen inflatie redelijk onder controle gehouden.

Inflatie in Nederland

Recente inflatietrends in Nederland laten een gemengd beeld zien. De inflatie is tot 2020 relatief stabiel gebleven, maar daarvoor zijn periodes van verhoogde inflatie geweest. En zeker recent.

Voor 2021 was met name de jaren ’70 een periode dat de inflatie omhoog schoot, maar daarna bleef over het algemeen de inflatie onder de 4%.

Nu heeft het CBS ook data waarbij 2015 en maart 2024 met elkaar vergeleken worden.

Loading



Dit is een selectie uit meer dan 60 onderdelen en die maken samen één inflatiecijfer. Dit is op basis van een weging van al die onderdelen.

Het getal is handig, maar zeker niet zaligmakend.

Als je een gemiddelde inflatie van 2% per jaar aanhoudt, zou je na tien jaar op ongeveer 22% inflatie zitten. Als je naar het getal van de totale bestedingen kijkt, dan zit dat nu al op 28%.

Daarnaast als je naar de tabel kijkt zie je een deel van de bestedingen die je doet, ruim boven de 22%. En dat is ook nog eens binnen de 10 jaar.

Voedingsmiddelen zijn t.o.v. van de doelstelling van 2% per jaar in z’n totaliteit meer dan 50% harder gestegen.

Dat is ook één van de redenen dat inflatie zoveel pijn doet. Je doet regelmatig boodschappen en voelt daardoor ook regelmatig de pijn.

Nu is het wel zo dat bepaalde zaken goedkoper zijn geworden, waarbij telefoonapparatuur het meest in het oog springt.

Simpel gezegd zijn smartphones meer dan 50% goedkoper geworden. Dat is mooi, maar dit is wel een eenmalige uitgave per paar jaar. Je hebt er profijt van, maar niet regelmatig.

Iets anders wat opvalt is de tabak en hondenbelasting, dit laat zien dat ook de overheid aan de inflatieknoppen kan draaien.

Zoals je ook zag dat met de Btw-verhoging van 19 naar 21% de inflatie in z’n geheel toenam.

Naast de overheid speelt met name het beleid van De Nederlandse Bank (DNB) een cruciale rol in het beheersen van inflatie, maar sinds de euro kan het wel minder doen.

Renteaanpassingen liggen nu in handen van de Europese Centrale Bank (ECB). De Nederlandse bank kan daar niet vanaf wijken.

Dit is niet altijd even makkelijk, omdat de inflatie tussen verschillende Europese landen verschilt. De ECB moet daarin dus de best mogelijke weg kiezen.

Dit lijkt tijdens de inflatiepiek van 2021 wel redelijk gelukt. Nederland zat aan de hogere kant van de inflatie in vergelijking met de rest van Europa, maar liep niet te erg uit de pas.

De EU

Verschillende landen hanteren uiteenlopende strategieën om inflatie te beheersen. In de eurozone wordt een gezamenlijk monetair beleid gevoerd door de Europese Centrale Bank (ECB). Dit beleid is gericht op prijsstabiliteit, met een inflatiedoelstelling van net onder de 2%.

Dit kan worden gemeten door een geharmoniseerd inflatiecijfer HCIP. De ontwikkeling ervan zie je in onderstaande grafiek.

Tussen 1990 en 2000 was de inflatietrend dalende, daarna was het een periode stabiel. Vervolgens kwam er een stijging tot een hoogtepunt rond de 4% tot de kredietcrisis.

Daarna was er een periode onder de 2%. Dat was ook de reden voor het Europees opkoopprogramma.

De HCIP is dus een gemiddeld EU cijfer. Nu maakt diversiteit van de economieën binnen de eurozone het soms uitdagend om een uniform beleid te voeren dat voor alle lidstaten effectief is.

De eurozone staat daarom zelf voor unieke uitdagingen door het gezamenlijke monetaire beleid. Terwijl de situatie tussen landen significant kan verschillen. Als het gaat om economische groei, werkeloosheid en inflatie.

Landen met verschillende economische omstandigheden moeten zich aanpassen aan een uniform beleid, wat soms leidt tot spanningen.

Tijdens de eurocrisis in 2009 (voortkomend uit de wereldwijde economische crisis 2008) hadden landen zoals Griekenland en Spanje moeite om te voldoen aan de strikte eisen van de ECB, wat leidde tot economische en sociale onrust.

Omdat de inflatie in algemene zin redelijk beperkt was, heeft de EU tot 2021 dit redelijk makkelijk kunnen beteugelen. Sterker nog zoals je eerder las, hebben ze juist financiële programma’s opgezet om de inflatie te stimuleren. Omdat ze deflatie willen vermijden.

Ontwikkelde landen buiten de EU

Landen buiten de eurozone, zoals de Verenigde Staten en Japan, hebben hun eigen benaderingen.

De Federal Reserve (FED) in de VS gebruikt een combinatie van renteaanpassingen en kwantitatieve versoepeling (QE) om inflatie en deflatie te beheersen.

In Japan heeft de Bank of Japan jarenlang een zeer ruim monetair beleid gevoerd om deflatie tegen te gaan, met gemengde resultaten. De inflatie was tussen 2013 en 2019 gemiddeld 0,8%.

Japan is een apart land in die zin dat de demografie de vergrijzing is relatief hoog. Recent (2022) is de inflatie boven de 3% geweest, maar of dat zo blijft is de vraag.

Wat trouwens het effect van zo’n ruim Centrale bank beleid van Japan is geweest, is dat de valuta Japanse Yen in 4,5 jaar tijd enorm in waarde is gedaald t.o.v. de Amerikaanse dollar en Euro (en andere valuta).

Dit houdt in dat de importkosten flink toenemen. Veel import- en exporthandel is in Amerikaanse dollars. Japanners moeten meer Yen omwisselen voor hetzelfde aantal dollars.

Daarnaast is op deze manier vakantie van Japanners een stuk duurder geworden.

Net als bij de ECB zie je dat deflatie iets is wat de Japanse Centrale bank wil vermijden.

Hier zijn nog wat meer voorbeelden van de inflatieontwikkeling van een paar ontwikkelde landen sinds het jaar 2000: Australië, Duitsland, Japan, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten en Zwitserland.

Australië en de Verenigde Staten hebben vooral begin 2000 nog regelmatig boven de doelstelling van 2% gezeten. Maar over het algemeen kan je zeggen dat het redelijk onder controle was.

Inflatie bij ontwikkelingslanden

Ontwikkelingslanden hebben vaak te maken met hogere en volatielere inflatiecijfers. Je hebt al eerder wat voorbeelden hiervan gezien.

In Argentinië en Turkije zijn de inflatiecijfers de afgelopen jaren fors gestegen, ondanks pogingen van de centrale banken om de situatie onder controle te krijgen. Dit heb je al eerder kunnen zien.

Maar er zijn nog veel meer landen die de laatste 20, 10 jaar met serieuze inflatie te kampen hebben gehad.

Factoren zoals politieke instabiliteit, zwakke valuta en afhankelijkheid van importen spelen hierbij een rol.

De afgelopen jaren heeft Venezuela de sterkste vorm van inflatie gehad. Meer dan 65.000% in 2018?!

Je kunt je voorstellen wat voor desastreuze gevolgen dat heeft. Tientallen procent van inflatie is al vernietigend, maar dit maakt je gewoon letterlijk kapot en wanhopig.

En ja, dit is een extreem voorbeeld, maar dit laat zien dat inflatie in principe geen grenzen kent.

Maar een 30% – 50% jaarlijkse inflatie, iets wat helaas al veel landen sinds 2000 hebben meegemaakt. Is vernietigend. Stel je voor dat je spaargeld €10.000,- waar je misschien wel 10 jaar hard voor gewerkt. Feitelijk €7.000 of €5.000 waard wordt?

En het jaar erop er nog eens 50% afgaat?

Politieke instabiliteit, een zwakke valuta liggen vaak aan de grondslag van periodes van hoge inflatie. Bij een extreem zwakke valuta, kunnen de importkosten enorm stijgen. Om de waarde van het product te kunnen kopen, moet je meer van jouw valuta inleggen.

Op bedrijfsniveau houdt dat in dat je meer je reserves moet aanspreken of leningen moet aangaan. En het probleem vooral bij ontwikkelingslanden of in ieder geval landen die nog niet onze levenstandaard hebben.

De meeste uitgaven zijn gekoppeld aan ‘normaal’ de maand doorkomen. Voedsel, huisvesting, eerste levensbehoefte. Brood dat dubbel zo duur wordt, zijn geen vermijdbare uitgave en dat maakt inflatie zo pijnlijk. Helemaal niet als al het voedsel duurder wordt.

Je kunt dan nergens in vluchten. Hieronder zie je een grafiek van de 15 landen die het meest en minst aan voedsel uitgeven als percentage van hun inkomen.

Je ziet dat dat in bepaalde landen de bevolking meer dan 50% van hun uitgave kwijt is aan voedsel.

Dit is ook deels een verklaring dat inflatie zo hard kan stijgen. Hoe meer je uitgaven verdeeld zijn over verschillende soorten producten en diensten, hoe minder een individuele groep de inflatie aanjaagt.

Als belangrijke voedselprijzen stijgen en al 1/3 van je uitgave naar voedsel, stijgt de inflatie al snel. Om je een idee te geven, zie je hier de wereldwijde voedselprijzen index.

Zoals je ziet kunnen voedselprijzen erg volatiel zijn. Er zijn ook periode van dalingen, maar ook dan kan het voor een individueel land zijn dat de daling minder hard is.

En de laatste jaren zie weer een stijging en als je een groter deel uitgeeft aan voedsel, beïnvloedt dit ook sterk de inflatie.

Een gevolg hiervan is dat landen met hoge inflatie een zwarte markt voor Amerikaanse dollars hebben. Om enige waarde van hun geld te behouden in onzekere tijden.

Gevolgen van inflatie, de betrouwbaarheid en winnaars & verliezers

Inflatie heeft diverse gevolgen voor de economie en de maatschappij. Bij sterke inflatie zien we dat de koopkracht van het geld afneemt, wat leidt tot hogere prijzen voor goederen en diensten.

Dit heeft een directe impact op zowel consumenten als bedrijven. Aan de andere kant kan matige inflatie wijzen op een groeiende economie, waarbij een lichte prijsstijging de vraag kan stimuleren zonder de koopkracht sterk te ondermijnen. Maar de opstapeling van een lage inflatie moet je ook niet onder schatten.

De betrouwbaarheid van het consumentenprijsindexcijfer, is cruciaal voor het beoordelen van inflatie.

Hoewel sommigen twijfelen aan de nauwkeurigheid ervan, wordt het CPI-cijfer algemeen erkend als een belangrijke indicator voor het monitoren van prijsveranderingen binnen een economie. Maar er zitten wel wat haken en ogen aan zoals je straks zult lezen.

Inflatiecrises en de gevolgen

Hyperinflatie heeft in verschillende landen verwoestende gevolgen gehad. In de jaren 1920 beleefde Duitsland een periode van extreme inflatie, waarbij de waarde van de Duitse Mark drastisch daalde.

Dit leidde tot economische chaos en sociale onrust, wat uiteindelijk bijdroeg aan de opkomst van extremistische politieke bewegingen.

Zimbabwe is een ander voorbeeld van hyperinflatie, vooral in de jaren 2000.

De prijzen stegen zo snel dat de regering biljetten van miljarden Zimbabwaanse dollars moest uitgeven. Dit resulteerde in een totale ineenstorting van de economie en een massale vlucht van burgers naar buurlanden.

Venezuela heeft recentelijk ook te maken gehad met hyperinflatie. De economische crisis, gecombineerd met politieke instabiliteit, heeft geleid tot een situatie waarin de inflatie jaarlijks met duizenden procenten stijgt.

Dit heeft geleid tot ernstige tekorten aan basisgoederen en een humanitaire crisis.

Argentinië en Turkije hebben eveneens te maken gehad met hoge inflatiecijfers. In beide landen hebben economische mismanagement en politieke instabiliteit bijgedragen aan de inflatieproblemen.

De gevolgen zijn onder andere een daling van de koopkracht en een toename van de armoede.

Deze inflatiecrises laten zien hoe belangrijk het is om een stabiel en verantwoord monetair beleid te voeren.

We hebben zelf al ondervonden hoe naar het is als ongeveer in een periode van 3 jaar, we in totaal zo’n 20% inflatie hebben.

Kan je nagaan als de waarde van je geld binnen 1 maand halveert of in de periode van een jaar brood 5 keer zo duur is?

Daarnaast kan je niet meer terug. De prijsstijging blijft ingebakken in de producten en diensten die je koopt. Mede omdat Centrale banken deflatie niet accepteren. En daarnaast heb je een forse deflatie nodig.

Een deflatie van 10% lijkt leuk, want je kunt 10% meer kopen, maar dat kan bijna alleen maar gepaard gaan met een diepe economische crisis. Er is zoveel vraaguitval dat partijen in prijs moeten zakken om de verkoop te stimuleren.

Is de inflatiemeting accuraat?

1 op 1 is dat lastig te zeggen. Een platform Shadowstats.com gebruikt de rekenmethode van inflatie van 1990. Grofweg zit de Amerikaanse inflatie ongeveer 2% hoger dan de gerapporteerde inflatie.

Bij de rekenmethode van 1980 zie je nog grotere verschillen als je dit met de huidige rekenmethode vergelijkt.

Het onderzoek Measuring Inflation Accurately uit 2017 laat een gemixt beeld zien als je naar de Amerikaanse CPI en PCE kijkt.

Inflatiecijfers: Over- en Onderschattingen

  • Outlet / e-commerce (overschatting): zowel de PCE als de CPI houden geen rekening met goedkopere winkelopties, zoals Walmart (grote winkelketens), waardoor inflatiecijfers hoger worden ingeschat doordat prijsverschillen tussen winkels niet accuraat genoeg worden verwerkt.
  • Nieuwe product (onderschatting): Innovaties zoals smartphones en nieuwe medicijnen worden pas na hun introductie in inflatieberekeningen opgenomen. De aanvankelijke verbetering van levensstandaard wordt daardoor niet meegenomen, wat leidt tot een onderschatting van de werkelijke inflatie.
  • Kwaliteit (onderschatting en overschatting): de kwaliteit van producten verbetert, maar de PCE en CPI negeren vaak deze verbeteringen. Bijvoorbeeld, smartphones bevatten meerdere functies in één apparaat, wat de inflatie overschat. Echter, in sommige gevallen zoals voeding, kan het introduceren van nieuwe producten zonder significante kwaliteitsverandering de inflatie onderschatten. Net als kleinere verpakkingen. Dit is ongeveer 0,2 tot 0,3. procentpunt per jaar.
  • Technologische veranderingen (overschatting): Met de opkomst van online winkelen en de gig-economie (zoals Uber en Airbnb), dalen de prijzen voor consumenten. Omdat PCE en CPI deze prijsdalingen niet volledig accuraat verwerken, wordt de inflatie overschat.

Een ander onderzoek keek naar de uitgaven op huishoudniveau door kassabonnen te analyseren. En dit gaf interessante conclusies.

Inflatieverschil per huishouden

  • Spreiding van inflatie: onderzoek toont aan dat de inflatie die huishoudens ervaren sterk kan variëren, met verschillen van 6,2 tot 9 procentpunten per jaar.
  • Verschillende prijzen voor zelfde product: het inflatieverschil ontstaat voornamelijk doordat verschillende huishoudens vaak uiteenlopende prijzen betalen voor dezelfde producten, niet zozeer doordat ze verschillende producten kopen.
  • Ervaren inflatie en huishoudinkomen: Armere huishoudens ondervinden gemiddeld hogere inflatie. Toch vertoont de inflatie die een huishouden ervaart nauwelijks samenhang met meetbare factoren zoals inkomen.
  • Stabiele inflatie per huishouden: De inflatie voor een individueel huishouden blijft van jaar tot jaar relatief stabiel, ondanks de variaties tussen verschillende huishoudens.
  • Geen meetfout wel een risico: Je kunt niet zozeer zeggen dat CPI meetfouten bevat, maar wel dat met gemiddeldes werken risico's geeft en Centrale banken hier rekening mee moeten houden.

Al met al kan je stellen dat CPI niet waarschijnlijk niet dubbel zo hoog is als gerapporteerd. Als je naar de onderzoeken kijkt, zijn er wel signalen dat voor de dagelijkse uitgaven de inflatie hoger ligt. Maar tegelijkertijd lijkt het er ook op dat de invloed van technologie ook niet volledig in de inflatie verwerkt is.

Wie hebben voordeel van inflatie?

Het klinkt misschien niet leuk, maar het is goed om er bij stil te staan wie er voordeel heeft van inflatie. En dit kan ook enig inzicht geven om hier zelf mee om te gaan.

Als eerst is het goed om te weten dat niemand gebaat is bij hyperinflatie. Tientallen procenten inflatie per maand is gewoon vernietigend. Zowel de bevolking als overheid en investeerders hebben er niets aan.

Maar inflatie in beperkte mate, heeft wel winnaars.

Vaste-rente hypotheekhouders / personen met vastgezette schulden

Individuen met grote schulden zoals hypotheken met een vastgestelde rentevoet hebben voordeel bij hogere inflatie.

De rentevoet van deze leningen is vastgelegd voor de gehele looptijd, wat inhoudt dat deze niet zal schommelen met de inflatie. Het bezitten van een huis kan dienen als een bescherming tegen inflatie, omdat de waarde van huizen meestal toeneemt over de tijd.

Op die manier blijft je koopkracht behouden en de reële schuld neemt in waarde af. Want het bedrag dat jij leende daar kan je in de toekomst minder mee kopen. In dat opzicht heb je relatief een goede deal gedaan t.o.v. de valuta in dit geval de euro.

Daar komt nog bij als het om vastgoed gaat, kunnen verhuurders de inflatie doorberekenen aan huurders.

Maar ook als je voor een vast laag percentage een schuld bent aangegaan ‘win’ je bij inflatie. Het bedrag dat jij hebt geleend, daar kan jij in verhouding meer van kopen dan wat de schuld in bedrag uiteindelijk waard is.

Aandelenbezitters

Aandelen hebben een zekere bescherming tegen inflatie, omdat de factoren die de prijzen van goederen doen stijgen, ook de waarde van bedrijven doen toenemen.

Bedrijven kunnen hun prijzen verhogen om hun winstgevendheid te beschermen tegen de effecten van inflatie. Echter, sommige sectoren zoals de detailhandel en horeca hebben te maken met dunnere marges en kunnen hierdoor minder goed prijsstijgingen doorvoeren.

Bedrijven die het best in staat zijn hun prijzen te verhogen zonder significante herinvesteringen in hun bedrijf te moeten doen bij stijgende prijzen.

Grondstoffeninvesteerders

De prijzen van grondstoffen hebben de neiging om de inflatiecijfers te volgen. Het eerste waar je misschien aan denkt is goud.

Hoewel het feitelijk een grondstof is, heeft kan je op basis van hoe de handel erin in loopt het ook als valuta zien.

Goud wordt door veel economen gezien als veilige haven bij volatiele periodes. Daarmee is niet gezegd dat het niet kan in waarde kan dalen bij onzeker.

Daarnaast wordt het ook door veel kopers gezien als een middel tegen inflatie.

Een manier om de waardevastheid van goud te duiden is de Case-Shiller U.S. National Home Price Index te en de goudprijs in Amerikaanse dollars als ratio tegen elkaar af te zetten.

Uiteraard zie je momenten dat je voor een huis meer goud krijgt, maar het omgekeerde is ook het geval.

Je ziet bijvoorbeeld tussen 1930 en 1940 de huizenwaarde in goud uitgedrukt halveren. Om vervolgens tot de jaren 70 te verdubbelen.

Nadat de Amerikaanse Dollar van goud ontwikkeld werd, zag je een enorme daling van de huizenprijzen in goud uitgedrukt.

Als je 1890 pakt en ruim 120 jaar kijkt, zie dat relatief gezien beide redelijk in balans blijven. En dat je met dezelfde hoeveelheid goud in 1890 nog steeds een goed huis kunt kopen.

Je kunt goud daarom beter zien als een inflatiebescherming voor de lange termijn. Voor de andere grondstoffen doen industriële metalen net als energie het ook oké.

Er is een onderzoek The Best Strategies for Inflationary Times hier zie je hoe grondstoffen in verschillende periodes in prijs veranderden en of dit positief of negatief was.

Als je naar de tabel kijkt kan beleggen in grondstoffen tegen inflatie een goed idee zijn, maar het maakt wel uit waarin.

Loading



Rendementen in grijs cursief zijn spotrendementen vóór het bestaan ​​van een liquide futurescontract. Deze zijn niet meegenomen in de aggregatieberekeningen.

Algemene Prestatie van Grondstoffen:

  • Alle grondstoffen hebben positieve jaarlijkse reële rendementen tijdens inflatoire regimes.
  • Tijdens niet-inflatoire tijden presteren grondstoffen slechter, met een reëel rendement van ongeveer +1%.
  • Historisch gezien zijn grondstoffen niet alleen robuust tegen stijgende inflatie, maar profiteren ze ook van een dergelijke omgeving.
  • Prestatieverschillen tussen verschillende grondstoffengroepen:

    • Voedingsmiddelen grondstoffen: Genereren positieve reële jaarlijkse rendementen tussen 7% en 8%, maar presteren het minst goed.
    • Agrarische producten en zachte grondstoffen (bijv. suiker, koffie, cacao): Zwakke prestaties tijdens het einde van de Bretton Woods-periode, mede door wetgeving in de jaren 60 die voedselprijzen moest verlagen.
    • Edelmetalen en industriële metalen: Beter presterend met rendementen van respectievelijk +11% en +19%.
    • Energie: Leidt met een marge van +41%.
  • Enige nuance:

    • Energie speelt een prominente rol in de wereld en daarvan is olie een zéér belangrijk onderdeel, waardoor bij een oliecrisis zoals in de jaren 70, dit deze grondstof in de kaart speelt.
    • Ontwikkeling van elektrische voertuigtechnologie kan op lange termijn de inflatieprestaties van olie en andere fossiele brandstoffen verminderen. Terwijl voor metalen zoals koper positief kan zijn.
    • Korte termijn: Alternatieve brandstoffen hebben nog geen kritieke massa bereikt, en elektrische/hybride voertuigen maakten slechts 4% van de wereldwijde autoverkopen uit in 2020.
    • Andere factoren zoals halfgeleidertekorten en prijsstijgingen van zeldzame elementen kunnen de inflatoire impact op traditionele grondstoffen beïnvloeden.
  • Wie heeft een nadeel van inflatie?

    Inflatie kent natuurlijk ook een groep verliezers en dit is uiteenlopend. Van spaarders tot obligatiehouders en mensen die een eerste huis willen kopen.

    Spaarders

    In een economie waar de inflatie snel stijgt, blijven de rentetarieven achterlopen, waardoor het spaargeld van spaarders aan koopkracht verliest.

    Maar ook bij een geleidelijke inflatie ben je als spaarder de klos als de spaarrente achterblijft. Je bent namelijk afhankelijk van de ECB. Hieronder zie je een grafiek van dat de spaarrente vaak achterbleef met de inflatie.

    Je dat sinds 2008 de ECB depositorente stelselmatig achterloopt t.o.v. de inflatie. Hierdoor zijn banken ook niet geneigd jou een rente te geven die de inflatie bij beent.

    Nu zijn er wel manieren om wat meer gecompenseerd te worden, maar dan moet je geld voor langere tijd vastzetten, dit hoeft niet gelijk 10 jaar te zijn, kan ook een paar maanden of 1 á 2 jaar zijn.

    Gepensioneerden

    Een hoge inflatie betekent vaak loonstijgingen, maar gepensioneerden profiteren hier niet van omdat hun pensioenpotjes grotendeels vaststaan. Er is een bepaalde inleg geweest en afhankelijk van hoe het pensioenfonds ervoor staat, kan er geïndexeerd worden.

    Hierbij is het gelimiteerd met de prognose dat het in staat is om aan de algehele toekomstige pensioenverplichtingen te voldoen.

    Ditzelfde geldt voor de AOW ook hier is de overheid gebonden met de prognoses van uitbetaling. Dat er vergrijzing is, maakt het niet makkelijker om bij grote inflatiepieken het AOW bedrag met hetzelfde percentage te verhogen.

    Het zijn de werkenden van nu die de AOW betalen en hoe groter het aandeel pensioengerechtigden is, hoe moeilijker het wordt om een inflatie van bijvoorbeeld 6% volledig te vergoeden. De aanpassing is permanent. Het is voor de overheid een balans van compenseren en de houdbaarheid van het stelsel waarborgen.

    Beleggers in langlopende obligaties

    Bij een hoge inflatie krijgen houders van obligaties te maken met verminderde koopkracht van couponbetalingen en dalende obligatieprijzen als de rentetarieven stijgen.

    Obligaties die bijvoorbeeld tegen 0 procent rente zijn uitgegeven zijn erg in waarde gekelderd toen door de inflatie Centrale bank in rap tempo de rente moesten verhogen.

    Er zijn mogelijkheden om je in te dekken o.a. kortlopende en inflatie-geïndexeerde obligaties.

    Houders van hypotheken met variabele rente

    Dit heeft weinig uitleg nodig. Huiseigenaren met een hypotheek met variabele rente zien hun leenkosten periodiek stijgen met de bredere inflatie in de economie, wat leidt tot hogere betalingen.

    In Nederland is het gebruikelijk om je rente vast te zetten, maar in sommige landen zoals America bijvoorbeeld het meenemen van je hypotheek minder gebruikelijk.

    Maar ook in Nederland kan het duurder voor je uitpakken en dusdanig hoger wordende maandlasten kan een reden zijn om niet te verhuizen, omdat huiseigenaren het ‘niet waard’ vinden om te verhuizen.

    Mensen op zoek naar een eerste koopwoning

    Mensen die sparen voor hun eerste huis tijdens een periode van hoge inflatie worden geconfronteerd met snel stijgende huizenprijzen, hogere hypotheekrentes en een voortdurende daling van de waarde van het geld dat ze hebben weggezet voor een aanbetaling, wat het moeilijk maakt om hun eerste huis te kopen.

    Vooral als je spaart zal in de regel de huizenprijs harder stijgen dan jouw koopkracht van het spaargeld. Daarnaast afhankelijk van de situatie kan het bedrag wat je kunt lenen ook naar beneden gaan.

    De inflatie naar de Covid-crisis dwong Centrale banken om de rente omhoog te brengen, waardoor hypotheekverstrekkers duurder geld moeten lenen.

    Nu is er wel een kanttekening wat betreft de huizenprijzen. De getallen die je in de media ziet, zijn 9 v/d 10 keer niet gecorrigeerd voor inflatie.

    Zoals je zelf al beseft een huis van €450.000 in 2018 is een ander type huis dan in 2024.

    Voor deze analyse is de jaarlijkse huizenprijsstijging genomen en de jaarlijkse inflatieverandering. Het originele percentage van de huizenprijzen is genomen en dat percentage min de inflatie. Het resultaat zie je in onderstaande grafiek.

    Zoals je ziet zit er een behoorlijk gat tussen de huizenprijzen met en zonder inflatiecorrectie. Vooral als je naar de langere termijn kijkt.

    Één van de dingen die opvalt is dat gecorrigeerd naar inflatie de huizenprijzen tussen 2000 en 2016 nagenoeg gelijk zijn. Niet in absolute euro’s, maar als je een huis zou verkopen, kan je in 2016 met dat geld dezelfde hoeveelheid spullen kopen als 2000.

    Terwijl als je in 2016 een huis kocht en in 2023 verkocht je feitelijk meer spullen kunt kopen, omdat de huizenprijzen harder stegen.

    Je ziet dus dat op de langere termijn een woning wel een bepaalde vorm van bescherming voor inflatie biedt. En dat is dus voor iemand die een huis wilt kopen en geen huis bezit nadelig.

    Creditcardhouders

    De meeste creditcards hebben een variabele rentevoet gekoppeld aan een belangrijke index. Kaarthouders ervaren snel stijgende tarieven en hogere betalingen in een inflatoire omgeving.

    In Nederland is daar de impact relatief beperkt van, omdat wij de meeste betalingen via onze betaalrekening doen. Maar leningen met een variabele rente, vormen een risico.

    Conclusie

    Inflatie kan jouw vermogen om goederen en diensten te kopen verminderen en de levensstandaard aantasten, vooral als jouw inkomen al grotendeels is vastgelegd.

    Het is essentieel dat centrale banken en overheden een proactief beleid voeren om inflatie te beheersen en de economische stabiliteit te waarborgen. De geloofwaardigheid van centrale banken en het vermijden van politieke inmenging in hun beleidsbeslissingen, is cruciaal om het vertrouwen in de economie te behouden en hyperinflatie te voorkomen.

    Een vraag of aanbod schok kan voor een inflatiepiek zorgen. Daarnaast speelt ook de geldgroei een rol van betekenis.

    Monetaire inflatie ontstaat door een toename van de geldvoorraad in de economie, wat vaak leidt tot hogere bestedingen en opdrijving van prijzen.

    Nu heeft de geldgroei wel een complexe relatie met inflatie. Geldgroei is namelijk ook een teken van welvaart en geeft niet per definitie inflatie.

    Centrale banken, zoals de Europese Centrale Bank, hebben een cruciale rol in het beheersen van de geldgroei en daarmee de inflatie, door middel van instrumenten zoals renteverhogingen, renteverlagingen en opkoopprogramma’s.

    Dit hoeft niet direct tot hogere prijzen te leiden. Asset inflatie is in eerste instantie een groter risico en eerste uiting i.p.v. duurder wordende boodschappen.

    Commerciële banken dragen ook bij aan de geldcreatie door het verstrekken van leningen, wat een directer effect heeft op de geldhoeveelheid in de reële economie. Bedrijven kunnen er investeringen mee doen, maar het kan er ook voor zorgen dat je meer hypotheek kunt krijgen of makkelijker een lening kunt afsluiten.

    Daarom hebben commerciële banken een meer directe invloed hebben op de prijzen die jij als consument betaalt.

    Technologische vooruitgang speelt een belangrijke rol speelt in het beïnvloeden van de inflatie.

    Innovaties leiden tot efficiëntere productieprocessen en lagere kosten, wat vaak resulteert in lagere prijzen voor consumenten. Dit heeft een deflatoir effect op de economie, waardoor jouw koopkracht in principe toeneemt omdat je meer waar voor je geld krijgt.

    Dankzij de smartphone hebben we nu meerdere apparaten in één. En het internet heeft voor meer concurrentie en een grotere transparantie van prijzen gezorgd.

    Wij hebben recent geen hyperinflatie meegemaakt, maar na de Covid-crisis wel een periode dat in ongeveer 3 jaar de inflatie in totaal met zo’n 20% toenam.

    Dat is vrij vors voor wat wij gewend waren, maar internationale vergelijkingen tonen aan dat landen met een zwakke munt en instabiel beleid vaak hogere inflatie ervaren. Situaties van tientallen procent per maand, is helaas voor de bevolking van ontwikkelingslanden zeker geen uitzondering.

    Uiteindelijk is binnen de huidige economie. Inflatie een belangrijk onderdeel van het systeem, centrale banken hebben een doelstelling van 2% per jaar.

    Het is goed om je daar bewust van te zijn, omdat deflatie eigenlijk niet geaccepteerd wordt. Na 10 jaar daalt je koopkracht met ongeveer 22%.

    Ook doet het inflatiecijfer lang niet altijd af voor de realiteit op individueel niveau.

    Hoe lager je inkomen, hoe meer je inflatie voelt. Als je minimum loon verdient en je zorgverzekering en huur gaan met een paar tientjes omhoog, voel je dat al direct. De inflatie kan ‘maar’ 2% zijn, maar voor jou is het dan meer.

    Ook kunnen persoonlijke veranderingen in je leven voor jou de inflatie verhogen. Wanneer je met pensioen gaat en je inkomen niet meer volledig geïndexeerd wordt, daalt je koopkracht. Als dan ook nog je zorgkosten stijgen, wordt je persoonlijk harder geraakt dan het officieel gecommuniceerde cijfer.

    Het officieel gecommuniceerde cijfer is dus handig, maar zoals je ontdekt hebt, is inflatie een stuk complexer dan het consumentenindexcijfer.

    Eigen ervaring & mening

    Het inflatiecijfer is een ontzettend belangrijk cijfer. Afgezien het de meting van de prijsstijging en wat dit voor jouw portemonnee betekent. Wordt dit cijfer door veel partijen gebruikt.

    De overheid kan het gebruiken om AOW en het minimumloon te indexeren. Verhuurders berekenen het door naar hun huurders. En vakbonden gebruiken het voor loononderhandelingen.

    Zelf denk ik niet dat het cijfer bewust gemanipuleerd wordt, maar we mogen er wel kritisch op zijn. Per definitie zijn de overheden en centrale banken en er niet bij gebaat als ze jaarlijks een 4% inflatie moeten communiceren.

    Aan de andere kant is inflatie voor overheden gunstig. Het maakt de staatsschuld dragelijker, omdat de reële waarde van de staatsschuld afneemt. Daarnaast is onze economie ingericht op het maken van schulden, waardoor deflatie eigenlijk nooit een optie is.

    Je kunt je afvragen hoe eerlijk het is om hier met belastingen geen rekening mee te houden. Als je aandelen, WOZ-waarde mede stijgt door inflatie, maar er alleen naar euro's wordt gekeken. Betaal je extra.

    Persoonlijk vind ik dat hier rekening mee moet worden gehouden, omdat wijzelf niks aan de inflatie kunnen doen en een 2% inflatie bij veel westerse centrale banken het doel is.

    Inflatie is een sluipmoordenaar voor je spaargeld. Helemaal in de tijden dat de rente 0 of negatief was, werden spaarders zwaar benadeeld.

    Dit was voor mij ook één van de redenen om te beleggen. €10.000 euro nu is over 10 jaar nog geen €8000 euro waard. En ook bij je 'rendement' moet je hier rekening mee houden.

    Zoals gezegd stijgen huizenprijzen en aandelen over het algemeen mee met inflatie, waardoor % rendement niet altijd een accuraat beeld geeft. Houd daar rekening mee als je voor je pensioen of langetermijndoel belegt, omdat je feitelijk geld te kort kan komen. Omdat de zorgkosten of huizenprijzen harder kunnen groeien dan jouw geld.

    Gebruikte bronnen

    • Measuring Inflation Accurately: https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=3653230
    • Inflation at the household level:https://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/scpops/ecb.op325~7422ebe3c1.nl.pdf
    • The Best Strategies for Inflationary Times: https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=3813202

    Geef een reactie

    Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

    *
    *